Berichten

Taaleis participatiewet

Het CBS heeft onderzoek gedaan naar de stand van zaken rond de uitvoering van de taaleis in de Participatiewet. Uit dit onderzoek blijkt dat gemeenten de wet nog niet naar de letter uitvoeren. Tevens blijkt dat de verlagingen van de bijstand als gevolg van het niet voldoen aan de taaleis nog niet op de juiste manier worden geregistreerd. Het doel van dit onderzoek was om voorafgaand aan de wettelijke evaluatie een beeld te krijgen van de uitvoering.

De evaluatie wordt vóór 1 januari 2020 aan de kamer gestuurd. Deze evaluatie dient onder meer antwoord te geven op de vraag of de taaleis leidt tot uitstroom en/of een verminderde instroom in de Participatiewet.

De Tweede Kamer heeft de vraag gesteld hoe de Wet Inburgering en de taaleis in de Participatiewet met elkaar samenhangen. Voor inburgeringsplichtigen op grond van de Wet inburgering geldt dat zij al een verplichting hebben om de Nederlandse taal machtig te worden. Een inburgeraar heeft 3 tot 5 jaar de tijd om te voldoen aan het in de wet vereiste taalniveau (A2). Een inburgeringsdiploma, of een ander document dat aantoont dat hij de Nederlandse taal beheerst, is voldoende om vrijgesteld te worden van de taaltoets. Wanneer een bijstandsgerechtigde is begonnen met een leertraject om het inburgeringsdiploma te halen, kan dit worden aangemerkt als ‘voldoende inspanning’ van de kant van de bijstandsgerechtigde, zoals bedoeld is in de Wet Taaleis. De gemeente dient in de gaten te houden in welke mate voortgang wordt gemaakt met het inburgeringstraject.

Bron: Rijksoverheid.nl